De gelaarsde kat
Er was eens een oude molenaar die, toen hij stierf, zijn bescheiden bezittingen naliet aan zijn drie zonen. De oudste kreeg een molen, de middelste een ezel en de jongste zat opgezadeld met een kat. Net als altijd trok de jongste zoon aan het kortste eind en werd uitgelachen door zijn broers.
“Laat ze maar lachen meester”, miauwde de kat. “Ik ben dan misschien geen molen of ezel, maar ik ben ook geen gewone kat. Koop maar een paar laarzen en een tas voor me en je zult zien dat je binnenkort leeft zoals je nooit hebt durven dromen.” De zoon was verrast maar willigde het verzoek van de kat in. De kat trok zijn nieuwe laarzen aan, gooide een paar wortels in de tas en vertrok naar het bos. Daar opende hij de tas en verstopte zich achter een boom. Het duurde niet lang of nieuwsgierige hazen kwamen op de tas af, snuffelden eraan en klommen erin om de wortels te eten.
De kat sprong op de tas, knoopte hem dicht en nam hem mee naar het Koninklijk kasteel. De kat wist dat de Koning dol was op lekker eten en maakte een diepe buiging voor hem. “Majesteit, mijn meester stuurt u dit bescheiden geschenk”, zei de kat. “Wat genereus van hem!”, zei de Koning. “Wat is de naam van je baas?”
“Markies de Carabas, Majesteit”, verzon de kat ter plekke. “Zeg tegen de markies dat hij me veel vreugde heeft gebracht”, zei de Koning.
De kat bracht de daaropvolgende maanden steeds weer geschenken naar de Koning. Hij ving patrijzen en hazen en dat alles zonder medeweten van zijn baasje. De Koning kon niet geloven hoe vriendelijk deze Markies de Carabas wel niet was. “Niet alleen vriendelijk”, knikte de kat, “hij is ook zeer fatsoenlijk en rijk!”
“Ik zou je meester graag willen ontmoeten”, zei de Koning. Wiens dochter, de mooie prinses, ook geïnteresseerd raakte in de mysterieuze markies. De kat realiseerde zich dat zij een geweldige vrouw zou zijn voor zijn meester.
“U zult hem morgen vinden langs de rivier”, blufte de kat. Hij haastte zich snel naar zijn baas en riep “meester! Morgen zal uw leven veranderen. Het enige dat u hoeft te doen, is zwemmen in de rivier.”
De volgende dag vertrok de molenaarszoon naar de rivier en nam een duik. Toen de kat de Koninklijke koets aan zag komen schreeuwde hij uit volle borst; “HELP! Markies de Carabas verdrinkt!”
De Koning beviel zijn wachters de nietsvermoedende molenaarszoon uit het water te trekken en hem een Koninklijke mantel om te slaan tegen de kou. De molenaarszoon was stomverbaasd toen hij in de koets werd uitgenodigd maar ging graag op het eervolle aanbod in.
De kat raapte de kleren van zijn meester op en haastte zich richting het kasteel van een grote reus. Onderweg kwam hij de boeren tegen, die aan het werk waren in de velden. “Als de koets van de Koning hier langs rijdt, zeg dan dat alle velden van Markies de Carabas zijn, jullie zullen achteraf beloond worden door mij,” beloofde de kat.
De koets van Koning reed langs de velden en iedere keer als de Koning uit het raam keek en vroeg van wie de velden waren, kreeg hij steeds de naam Markies de Carabas te horen.
Ondertussen was de kat aangekomen bij het kasteel van de reus en daagde hem uit. “Ze zeggen dat jij in alles kunt veranderen wat je wilt, zelfs een leeuw met grote manen, maar ik geloof er niets van!”. De reus voelde zich beledigd en wilde de kat zijn ongelijk bewijzen. Hij veranderde in een grote leeuw en brulde hard. “Nou”, riep de kat slim, “maar je kunt vast niet in iets heel kleins veranderen, zoals een muis”. In een ogenblik verdween de leeuw en verscheen er een piepklein muisje. De kat zag zijn kans schoon en sprong op de muis en at hem op.
Toen de koets de poorten van het kasteel binnenkwam riep de kat; “welkom in het kasteel van Markies de Carabas!”.De Koning was verheugd en blij dat hij zo’n aardige en rijke vriend had gevonden als de markies. “Nou”, zei de Koning. “Het is wel duidelijk dat je een waardig persoon bent markies. Ik zou graag willen dat je met mijn dochter trouwt.”
De prinses klapte van blijdschap in haar handen. Ze was al verliefd op de molenaarszoon en al snel werd hij ook verliefd op haar. Het jonge stel trouwde en de molenaarszoon werd een prins. Ze leefden lang en gelukkig, vooral de gelaarsde kat, die nooit meer muizen hoefde te vangen uit hongersnood. En toen de molenaarszoon gevraagd werd hoe hij al dit succes had bereikt antwoorde hij simpelweg; “nou …vraag het mijn kat”.