het Jungleboek

Op een dag verscheen er een kleine jongen bij de ingang van de grot waar de wolvenfamilie woonde. Middenin de jungle, met in de verte het luide gebrul van de tijger. De tijger, Shere Khan, was op jacht naar de mensenjongen. “Een man-welp!”, riep de vriendelijke wolvin. “Die heb ik nooit eerder gezien. Hij is moedig en dapper. Ik laat Shere Khan hem niet doden. Ik noem hem Mowgli en hij zal hier bij mij blijven.” 

“Weet je het zeker?”, vroeg vader wolf twijfelend. “Denk je dat de roedel een mensenwelp zal accepteren?” De Wet van de Jungle zegt dat er in de roedelraad besloten zal worden en dus brachten de wolven Mowgli naar de raad. Shere Khan verscheen ook en eiste zijn prooi terug. “Mijn welp!”, zei hij. “Geef hem terug aan mij! Wat moet een roedel wolven nou met een mensenwelp?”

De roedelleider, de grote wolf Akela, begon de stemming. “Wie is er voor om het mensenkind in de roedel op te nemen?” Het bleef akelig stil en de wolvin maakte zich klaar voor de strijd. Ze zou het mensenwelpje niet zomaar opgeven. Ineens trok de grote luie bruine beer Baloe zijn bek open. “Ik ben voor! Ik geloof dat de welp niemand kwaad zal doen. Laat hem met de roedel mee rennen en ik zal hem van alles leren.” “Ik ben ook voor”, spinde Bagheera de zwarte panter. De wolven snuffelden aan Mowgli en stemden allemaal toe hem te accepteren in de roedel. ShereKhan brulde van woede. Hij had de strijd verloren. 

Mowgli voelde zich al snel thuis in de roedel wolven. Hij haalde splinters uit hun poten, klom in bomen en jaagde samen met Bagheera in het diepe bos op prooien. Baloewas nooit ver weg en leerde hem alles over het leven in de jungle. Mowgli bleek een snelle leerling en pikte dingen goed op. Ook het motto van het oerwoud was hem inmiddels niet vreemd; ‘Jij en ik zijn van hetzelfde bloed, jij en ik. Mowgli kende de spreuk in alle talen van de jungle. Baloe was meer dan tevreden over zijn leerling. “Nu zullen noch de slang, noch de vogel, noch de beesten op vier poten je nog kwaad doen”, zei hij met een glimlach. “Maar blijf wel uit de buurt van de Bandar-Logs, de apenfamilie.” “Waarom?”, vroeg Mowgli. “Ze spelen de hele dag èn lopen op twee benen, net als ik!” “Ze houden zich niet aan de wet”, legde Baloe uit. “Ze zijn gemeen en vals en liegen de hele tijd”, vulde Bagheera aan. Hoog boven hen klonk gekrijs en geschreeuw. Het waren de Bandar-Logs die weer aan het ruziën warenMowgli besloot de adviezen op te volgen en nooit met ze om te gaan.

Plotseling voelde Mowgli kleine handen op zijn schouders en voor hij het wist vloog hij de bomen in en zwiepten de takken langs zijn gezicht. Baloe brulde het uit en Bagheera sprong erachteraan. Maar de apen sprongen over de dunste takken waar Bagheera te zwaar voor was en ze vertrokken met Mowgli als gevangene richting de verlaten stad. Mowgli herinnerde zich het motto van het oerwoud en riep in vogeltaal naar de roofvogel die ze onderweg tegenkwamen; “jij en ik zijn van hetzelfde bloed! Laat Baloe en Bagheera weten waar de apen me heen brengen, alsjeblieft!”.

Baloe en Bagheera waren verslagen van verdriet en gingen hulp halen bij Kaa, de grote boa. “Oh grote Kaa”, smeekte Baloe. “We houden van ons mensenwelp, help ons alsjeblieft hem terug te krijgen. Van alle dieren in de jungle ben jij de enige voor wie de Bandar-Logs bang zijn.” “Bovendien hoorde ik dat ze je een regenworm noemen!”, riep Bagheera. “Dan moet ik ze een lesje leren!”, siste Kaa

De enorme boa sloop de verlaten stad binnen en de Bandar-Logs verstijfden van angst. Bagheera sprong snel op Mowgli af en riep “snel! Kom achter me schuilen, dan halen we je hier weg.” Dankbaar deed Mowgli wat hem gezegd werd. “Oh Kaa”, riep hij. “Je hebt me gered! We zijn van hetzelfde bloed, jij en ik.” Bedankt kleine man”, siste Kaa. “Ga nu maar snel weg met je vrienden. Kaa gaat lekker jagen”, en de boa richtte zich tot de apen.

Het leven ging weer door zoals normaal, tot Mowgli merkte dat hij niet meer in de rivier kon zwemmen en er ook in de bron bijna geen water meer zat. De droogte was begonnen. Hathi, de oude olifant, hief zijn slurf op en kondigde de Wapenstilstand aan. De wet van de Jungle zegt dat er tijdens de droogte niet gejaagd mag worden.

“Blijf wel voorzichtig Mowgli”, waarschuwde Baloe. “ShereKhan is nog steeds je vijand. Mocht hij op je willen jagen is er een manier om hem te verslaan. Shere Khan is namelijk doodsbang voor vuur. Een vlam, ook wel de rode bloem genoemd, is de beste manier om hem weg te jagen.”

 

Tijdens de verkiezing van de nieuwe roedelleider had Shere Khan het op Mowgli gemunt. “Geef de jongen aan mij, hij hoort niet in de jungle!” Mowgli wist wat hem te doen stond en hij vond een droge tak, stak die in brand en er ontstond een vlammende rode bloem. “Hier!”, riep Mowgli, terwijl hij het puntje van de staart van ShereKhan in brand stak. “Wegwezen, en kom nooit meer terug!” Shere Khan jammerde en rende angstig weg. 

Mowgli voelde dat het moment was gekomen. Hij was geen welp meer. Hij was een man geworden en het was tijd om terug te keren naar de mensen. “Vaarwel lieve Mowgli”, jammerden Baloe en Bagheera. “We zullen je nooit vergeten”, zeiden vader en moeder wolf. Mowglinam afscheid en wandelde het dorp in. Daar werd hij ontvangen door mensen. Een vrouw rende op hem af en omhelsde hem. “Welkom terug mijn zoon. Kom, we gaan nu naar huis.”